succes in mbo

inleiding
Op verzoek van Spirit4You heeft De Loos Monitoring begin 2011 bekeken hoe de doorstroom van vo-scholen naar mbo-opleidingen in de regio Haaglanden verloopt en in welke de mate er sprake is van een succesvolle opleidingstraject van deze leerlingen in het mbo.
Daarbij was het verzoek van Spirit4You om conclusies te geven in de vorm van aandachtspunten en/of knelpunten en te zoeken naar relevante aspecten voor besturen en management van vo- en mbo-instellingen en gemeenten in de regio Haaglanden.
De rapportage “succes in het mbo” doet verslag van analyses naar het succes van deelnemers in het mbo. Er is getracht de successen in het mbo toe te rekenen aan het voortgezet onderwijs. Voor alle vo-vestigingen zijn de successen in het mbo van hun voormalige leerlingen uitgedrukt in schoolcijfers.
Ook is gekeken naar het het regionale beeld. Dit geeft zicht op positieve ontwikkelingen en knelpunten, welke aanleiding kunnen vormen voor een nadere bestudering en prioritering in de aanpak. Ook laten regionale bevindingen zien waar de mogelijke aandachtspunten zouden kunnen liggen voor de afzonderlijke scholen voor voortgezet onderwijs. Die kunnen zo hun eigen situatie (en schoolcijfers) beter beoordelen.
In de rapportage is op verschillende plaatsen deze tweeledigheid te onderscheiden. Op het regionaal niveau zijn de vragen geoperationaliseerd naar:
. voor welke mbo-instellingen kiezen de leerlingen in Haaglanden?
. welke opleidingsrichtingen kiezen de leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs?
. hoe vaak wisselen deelnemers in het mbo van opleidingsrichting, sector, locatie en/of instelling?
. in welke mate slagen zij erin een startkwalificatie in het mbo te behalen?
. en daarbij: in welke mate hebben trajectwisselingen effect op de uiteindelijke kwalificatie?
Op schoolniveau zijn vragen geoperationaliseerd naar:
. hoeveel leerlingen stromen vanuit welke vo-scholen in op een mbo-instelling?
. van welke vo-scholen zijn de instromers op opleidingsrichtingen met name afkomstig?
. kunnen trajectwisselingen en de mate van kwalificatie worden toegerekend aan de leverende scholen voor voortgezet onderwijs? En wat zijn dan de uitkomsten?
Wanneer blijkt dat inderdaad successen in het mbo kunnen worden toegerekend aan vo-scholen, moet en kan er dan niet op enigerlei wijze rekening worden gehouden met de verschillende uitgangsposities van vo-scholen en hun voormalige leerlingen, voor een meer valide vergelijking tussen de vo-scholen? Hiervoor zijn op regionaal niveau een aantal mogelijke relevante uitgangsposities verkend.
De analyses zijn uitgevoerd op basis van gegevens uit de basisregistratie onderwijsnummer (BRON). Deze zijn door het ministerie van OCW aan de regio Haaglanden ter beschikking gesteld in het kader van de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten (vsv) en het verbeteren van de doorstroom van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs. De gegevens zijn beperkt tot personen tot en met 23 jaar die in de regio woonachtig zijn.
rapportage ‘succes in het mbo’
De rapportage beantwoordt de volgende vragen:
. hoe verlopen de leerlingenstromen vo naar het mbo? Welke richtingen worden daarbij gekozen en wat zijn de leverende scholen van voortgezet onderwijs;
. daarna wordt een schets gegeven hoe de loopbanen in het mbo er uit zien. Hoe vaak wisselen deelnemers van instelling, van niveau en/of van opleiding. Dit met de veronderstelling dat wisselen, weliswaar niet in alle gevallen, maar over het geheel genomen minder gunstig is voor het soepel doorlopen van het middelbaar beroepsonderwijs;
. ongeacht het traject binnen het middelbaar beroepsonderwijs is het einddoel een kwalificatie, die een deelnemer in staat stelt tot kansrijke participatie op de arbeidsmarkt. In het derde deel van de rapportage wordt beschreven welk deel van de deelnemers hierin slaagt;
. in de eerste drie delen wordt met name het kader geschetst van de overgang, de trajecten en de kwalificatie. Het vierde deel van de rapportage keert terug naar de scholen voor voortgezet onderwijs en beziet hoe succesvol de leerlingen van bepaalde scholen zijn in het mbo. Dit kan worden gezien als indicatie voor de voorbereidende kwaliteiten van de vo-scholen.
. leerlingen vertonen grote verschillen in uitgangspositie bij een start in het mbo. Allereerst kan het niveau van de vo-opleiding verschillen, maar ook het schooltype (bv. praktijkonderwijs of leerwegondersteuning) en/of de leeftijd (als indicatie voor vertraging en achterstanden). Het laatste deel van de rapportage bekijkt of deze aspecten relevant zijn voor de beoordeling van de rendementscijfers. Vooralsnog worden in deze rapportage nog geen correcties uitgevoerd op de rendementscijfers van scholen vanwege deze verschillen in de uitgangsposities van de leerlingen.