kansverschillen op scholen

Met ingang van het schooljaar 2020/2021 beoordeelt de onderwijsinspectie de leerresultaten aan het einde van de basisschool aan de hand van een nieuw onderwijsresultatenmodel. Daarin wordt rekening gehouden met de de schoolweging.

Het CBS berekent de schoolweging van een school op basis van de achterstandsscores van leerlingen: 

  • het opleidingsniveau van de ouders
  • het gemiddeld opleidingsniveau van alle moeders op school
  • het land van herkomst van de ouders
  • de verblijfsduur van de moeder in Nederland
  • of ouders in de schuldsanering zitten.

Een hogere score hangt samen met een hoger risico op onderwijsachterstand en lagere onderwijskansen.
Naast de schoolweging berekent het CBS ook de verschillen tussen de achterstandsscores van de leerlingen onderling: hoe meer spreiding des te heterogener de schoolpopulatie qua risico op onderwijsachterstanden.

Één van de indicatoren uit het onderwijsresultatenmodel betreft het percentage leerlingen dat op taal, rekeningen en lezen in de afgelopen drie jaar op de eindtoets, referentieniveau 2F heeft gehaald.

De onderstaande puntenwolk toont van alle basisscholen hun schoolweging en het score op deze indicator, dit op basis van de eindtoetsresultaten 2018 en 2019. De dunne middenlijnen tonen hoe heterogene scholen presteerden ten opzicht van minder heterogene scholen:

  • <P05: 5% scholen met zeer weinig spreiding
  • P05-P20: 15% scholen met weinig spreiding
  • P20-P80: 60% scholen met normale spreiding
  • P80-P95: 15% scholen met veel spreiding
  • P95>: 5% scholen met zeer veel spreiding

Wat leert ons deze visual:

  • de onderlinge verschillen tussen de scholen zijn groot, en groter dan het ‘effect’ van de schoolweging;
  • het ‘effect’ van schoolweging is beduidend groter dan het effect van de ‘spreiding’, maar dit effect is er wel;
  • op heterogene scholen liggen de prestaties door de bank genomen lager, dan op scholen met minder of nauwelijks spreiding;
  • op scholen met een lage schoolweging én met zeer weinig spreiding, liggen de prestaties het hoogst. Bij een hoge schoolweging is dit ‘voordeel’ van homogeniteit er niet meer.

In de volgende visual zijn de 5% basisscholen met een zeer hoge spreiding (P95>) apart weergegeven. Ook zijn in de visual de signaleringswaarde en de landelijke referentie ingetekend. Het toont eens te meer aan dat er een licht effect is van een zeer hoge spreiding op de prestaties.

De volgende visual toont het effect van de schoolweging op beide prestatie-indicatoren, en vergelijkt dit effect met het effect van de spreiding van de achterstandsscores.
Nogmaals blijkt dat het laatste effect beperkt is, want de lijn is vrijwel horizontaal. De lijn van de schoolweging laat een sterker verband zien: hoe hoger de schoolweging, des te lager de indicatoren.