MagnaView (inmiddels ter ziele) was een datavisualisatietool die prachtige visualisaties maakte met cushions (tegeltjes). Dit bleek zeer toepasbaar bij verslag over de toewijzingen van gemeentelijk subsidies aan kunstinstellingen. Daarbij was het zaak de grote onderlinge en relevante verschillen, deze niet onder te laten sneeuwen met gemiddelden (of andere middenmaten) én tegelijk het overzicht te houden.
In de onderstaande visual met kunstinstellingen (anoniem) zijn er meerdere details meegenomen:
elke kunstinstellingen die subsidie ontvang is één cushion. De grootte van de cushions geeft aan hoeveel subsidie is toegekend;
de visual toont de totale omvang van de gemeentelijke subsidie (de gehele visual) met daarin de 147 gesubsidieerde instellingen;
de instellingen in dezelfde subsidieruimte staan in drie blokken bijeen:
functie op naam = internationale faam;
functie zonder naam = grootstedelijk aanbod;
vrije ruimte = lokale instellingen;
binnen de subsidieruimte staan de instellingen met dezelfde functie ook weer in blokken bij elkaar (negen blokken: Podium, Muziek, Theater, Dans, Museum, Film, Letteren, Beeldend, Cultuureducatie);
het aandeel eigen inkomsten van de instelling is aangegeven met een kleur. In de linker onderhoek staat het percentage nogmaals genoemd (mits voldoende ruimte).
De volgende visual toont nog een extraatje, namelijk de instellingen (cushions) zijn geordend van groot naar klein (van links/boven naar rechts/onder). De visual toont het gesubsidieerde bedrag per functie in een staafdiagram, met cushions in kleur van de subsidieruimte:
In 2019 leverden DUO en Nuffic een rapport over internationalisering van het hoger onderwijs. Op basis van de bijgeleverde tabellenset kunnen een aantal inzichtelijke visuals worden gemaakt.
De volgende samenvattende visual toont een drietal zaken, waaronder (met staven) het aantal nieuwe (instromende) internationale studenten sinds 2006. Met lijnen is aangegeven welk aandeel de Europese en niet-Europese studenten hebben in de toeloop naar het Nederlandse hoger onderwijs. In een derde dubbellijn is het groeipercentage aangegeven, dat in procentpunten aangeeft hoezeer het aandeel van beide groepen tezamen jaar op jaar stijgt (want dat doet het):
Wat toont deze samenvattende visual?
de instroom van internationale studenten heeft in 2006 een omvang van ±11 000. Inmiddels (2018) bedraagt de instroom ±36 000 internationale studenten;
de sterkste groei is te zien in 2015 met +2.4%pnt. groei ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2015 groeide de instroom met ±3 200 meer nieuwe internationale studenten in vergelijking met de instroom van het jaar daarvoor, naar een totaal van ±25.000 internationale studenten;
de sterkste studentengroei uit Europa was in 2016 (±2 600 meer dan in 2015). Inmiddels (2018) bedraagt deze instroom ±14% van de totale instroom in het Nederlandse hoger onderwijs.
de sterkste studentengroei van buiten Europa was in 2017 (±1 500 studenten meer dan in 2016). Bij de laatste peiling (2018) bedroeg deze instroom van buiten Europa ±6% van de totale instroom.
De volgende visual is ook een samenvattende visual: het laat onder meer zien waar de meeste internationale studenten instromen en hoe deze in de tijd is gegroeid:
De visual vergelijkt drie groepen van twee, namelijk: 1) hoger beroepsonderwijs (hbo) vs. universitair onderwijs (wo); 2) bachelor (ba) vs. master (ma), én; 3) vanuit binnen en buiten Europa. De visual toont in welke mate verschillende stromen zijn gegroeid in de tijd:
de internationale instroom bij de universiteiten is momenteel (2018) een aantal malen groter bij de hogescholen. Tot en met 2006 was de internationale instroom naar het hoger beroepsonderwijs nog groter dan naar het academisch onderwijs;
de instroom naar bachelor-studies is groter dan naar master-studies, maar dit verschil is in de tijd niet groter geworden;
de instroom vanuit Europese landen is gegroeid van ±7.200 studenten (2005) naar ±25.100 studenten (2018) en de instroom van buiten Europa is gegroeid van ±3.500 studenten (2005) naar ±10.800 (2018).
Tevens laat de visual met kleuren en schakeringen zien, wanneer de groei heeft plaats gehad. Zo laat het zien dat de instroom het sterkst is gegroeid bij de academische studies in 2018.
Op een vergelijkbare wijze laat de volgenden visual zien, welke sectoren met name internationale studenten aan trekken. In deze visual zijn de sectoren gerangschikt naar omvang van de internationale instroom:
De volgende visual toont de sectoren met relatief de meeste internationale studenten (niet getoond zijn de sectoren met een ondergemiddelde vertegenwoordiging van internationale studenten):
Het is duidelijk dat in de instroom bij taal en cultuur, én met name bij sectoroverstijgend, internationale studenten het sterkst vertegenwoordigd zijn in 2018, en dat dit al sinds 2006 het geval is. Opvallend is dat bij landbouw en natuurlijke omgeving het aandeel internationale studenten (nog 28% in 2006) is gedaald met om en nabij de -8%pnt..
De Loos Monitoring heeft een visual ontwikkeld waarmee ontwikkeling of verschillen in de functiemix, helder in beeld wordt gebracht.
De functiemix beoogt besturen de mogelijkheid te bieden om leerkrachten die meer willen en kunnen, carrière te laten maken voor de klas.
De visual toont de mate waarin landelijk leraren op basisscholen met meer gewichtsleerlingen, deze mogelijkheid is geboden. Daaruit blijkt dat de waardering van leerkrachten, niet of nauwelijks gerelateerd is aan het percentage gewichtsleerlingen. Ook verschillen de ontwikkelingen tussen de groepen scholen niet of nauwelijks.
Op eenzelfde manier kunnen gemeenten, regio’s, stadsdelen en scholen worden vergeleken. En zo ook regio’s met meer of minder lerarentekort (maar hierover elders meer).
Voor het profiel functiemix is als referentie de functiemix in de periode 2006-2018 per onderwijssector genomen: +14% wil zeggen dat 14% van de leerkrachten een hogere schaal hebben in vergelijking met de referentie.
Een alternatieve referentie is de uitgangspositie in 2006.