beheer van kwaliteitsindicatoren

kwaliteitsindicatoren worden gebruikt in monitors en in profielen:

 

  • een monitor is onderdeel van een verslag: het monitorgedeelte levert een kwalitatieve onderbouwing voor een kwalitatieve beschrijvingen van de huidige situatie, de trends en de verwachtingen;
  • een profiel bestaat uit een min of meer gebalanceerde set cijfermatige indicatoren op basis waarvan bijvoorbeeld een school, stad of groep zichzelf kwalitatief beschrijft, positioneert en profileert.
  • in beide gevallen betreft het kwaliteitsindicatoren wanneer de monitor of profiel onderdeel uitmaakt van het toezicht op de kwaliteit.

In een monitor worden de actuele uitkomsten en resultaten veelal afgezet tegen eerdere peilingen (trend) of tegen een referentie (benchmarking). In een profiel worden de uitkomsten onderling vergeleken. Voor gebruik in een profiel, dienen de kwaliteitskenmerken voldoende gebalanceerd te zijn (zie ‘profielen in balans’). Kwaliteitsindicatoren moeten genormeerd worden (om ze onderling vergelijkbaar te maken: standaardiseren) en de uitkomsten worden toegewezen aan een profiel. Hier wordt beschreven hoe normering en toewijzingen onderling samenhangen.

Om te komen tot een schoolprofiel worden de volgende bewerkingen onderscheiden:

• ontsluiting (om te komen tot ‘gewogen data’)
• identificatie (om te komen tot ‘identificatie in de bron’)
• omzetting (om te komen tot ‘identificatie in de data’)
• validatie (om te komen tot ‘geconsolideerde data’)
• filteren (om te komen tot ‘profielen waarover gerapporteerd zal worden’)
• normeren (om te komen tot ‘gewaardeerde data’)

Hoe te komen tot een schoolprofiel?

1. ontsluiting
Bij het ontsluitend van de bron worden uitkomsten berekend én worden ze gewogen op basis van omvang.
Bijvoorbeeld: Bij de ontsluiting van examenresultaten en berekening van de slagingspercentages, worden alle kandidaten en geslaagden van de school opgeteld en wordt er één slagingspercentage uitgerekend. Om te komen tot een bovenschoolse referentie, wegen schoolse slagingspercentages naar het aantal kandidaten.

2. identificatie
Bij het ontsluiten worden alle onderscheiden scholen in de bron geïdentificeerd. Sommige bronnen gebruiken daar nummers of codes voor, andere bronnen gebruiken namen of postcodes. Ook veranderen nummers, codes, namen en postcodes in de tijd. De identificatie zorgt er voor dat bekend is, op welke scholen, locaties de gegevens betrekking hebben.

3. omzetting
Alle gegevens betreffende eenzelfde school worden voorzien van een eenzelfde identificatie. In geval van verhuizingen, naamswijzigingen, fusies of splitsingen, krijgen vestigingen de actuele postcode, naam, code en nummer. Locaties die geen eigen schoolprofiel krijgen, worden zo mogelijk samengevoegd met locaties die wel een schoolprofiel krijgen. Ook worden bijvoorbeeld vo-cijfers en mbo-cijfers toegewezen aan aparte profielen.
Voor identificatie worden veelal de zogenaamde BRIN’s en vestigingsnummers van OCW gebruikt, aangevuld met lokale vestigingsnummer van landelijk niet erkende vestiging. Elke vestiging krijgt een onderscheidende schoolnaam en heeft een locatiepostcode (geen postbus).

4. validatie
Nu alle scholen uniek zijn en herkend kunnen worden in de data, wordt de data toegewezen aan de scholen. De oorspronkelijke identificatie van scholen wordt daarmee vervangen.

5. filteren
Nu wordt vastgesteld van welke scholen daadwerkelijk een profiel wordt opgemaakt. Scholen die niet meer bestaan (en niet zijn gefuseerd), worden terzijde gezet. Zo ook wordt bezien of door gemeentelijke herindelingen of regionale spreiding, scholen al dan niet toegevoegd of uitgesloten moeten worden. Ook scholen waarvoor niet voldoende kwaliteitsindicatoren kunne worden uitgerekend worden gefilterd.

6. normeren
Bij de overgebleven scholen wordt gezien hoe zij scoren ten opzichte van de referentie en in welke mate scholen daar onderling in verschillen. Op basis van de referentie en de spreiding kan een uitkomst worden genormeerd, uit te drukken in bijvoorbeeld een rapportcijfer en worden ingedeeld in categorieën (top, goed, voldoende, onvoldoende, kritiek). Hoe er wordt genormeerd, valt buiten het bestek van het beheer van kwaliteitsindicatoren.